In december plaatste Verenso een persbericht over tekort schietende zorg in kleinschalige woonvormen. De zorg schiet zowel op organisatie niveau als op inhoud te kort. Onder andere worden genoemd: de patiëntveiligheid en het gebrek aan visie voor m.n. voortgeschreden dementie en een tekort aan expertise en hulpmiddelen. Het persbericht was niet alleen maar alarmerend maar ook bewust vormend. Er zijn ook instellingen waar het wel goed gaat en er zijn mooie voorbeelden van samenwerking tussen huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde.
De bovengenoemde problemen spelen ook in Drenthe, niet alleen in kleinschalige woonvormen maar ook in grotere woonzorgcentra. Regelmatig vertellen huisartsen aan de zorggroep dat ze zich zorgen maken over de kwaliteit van zorg: bijvoorbeeld inadequate zorg voor patiënten met diabetes die braken en/of diarree of koorts hebben.
Huisartsen worden gevraagd door organisaties om huisartsgeneeskundige zorg te leveren voor patiënten met een hoge zorgzwaarte (ZZP 5 en 6) in woonvormen hun wijk. De reguliere zorg aan deze groep patiënten is tijdsintensief en kost vaak minimaal een middag per week. Het multidisciplinair overleg (MDO) wordt weinig frequent gehouden. Hoe ga je als huisarts praktisch met deze problemen om?
Ik heb het voorrecht om in een intervisiegroep te zitten met ervaren specialisten ouderengeneeskunde eerste lijn en kaderhuisartsen ouderengeneeskunde en heb hen deze vraag voorgelegd. Hieruit zijn algemene tips en extra tips voor kleinschalige woonvormen voortgekomen.
Algemene Tips:
- Heb geduld! Je hebt te maken met welwillende, maar vaak laagopgeleide mensen in de zorg, terwijl de bewoners steeds complexer worden. De kracht zit in de herhaling en investering in de kennis verbetering.
- Houdt vast aan structuurtijdens de MDO’s: denk aan de vier domeinen: geestelijk welbevinden, lichamelijk welbevinden, dagstructuur, woon- en leefomstandigheden. Het somatische domein kun je evt. tijdens het huisartsenspreekuur behandelen.
- Beperk het aantal huisartsen per woonzorgcentrum. Zorg dat de populatie van het woonzorgcentrum valt onder een of twee huisartsenpraktijken en houd dan iedere week een huisartsenspreekuur of spreekuur door POH ouderen.
- Beperk het aantal contactpersonen van de verzorging. Het beste is dat een verzorgende die alles van de bewoner weet, steeds bij het MDO is. Voorheen was dat de eerst verantwoordelijke, maar vraag bij zelfsturende teams om het voorrecht te krijgen steeds dezelfde persoon aan tafel te hebben bij het MDO. Continuïteit is voor de huisarts een pre.
- Bespreek wederzijdse verwachtingen van triage. Voor de doktersassistenten is het moeilijk triageren als een verzorgende om hulp roept. Niet alle verzorgenden weten om te gaan met acute ziekten (bijv. wegraking) en niet iedereen kan op gestructureerde wijze de benodigde informatie overbrengen (zoals volgens de ABCDE of de SBAR methode). Als voorbeeld het vergeten te melden van een irregulaire polsslag. Specialisten ouderengeneeskunde hebben dit probleem meestal ondervangen door de afspraak te maken dat altijd de coördinerende verpleegkundige belt. Je kunt als huisarts je wensen aangeven aan de manager (streven naar continuïteit bij communicatie en overdracht) en je kunt een nascholing (bijv. door een triagiste van de huisartsenpost) laten organiseren voor de verzorging.
- Streef naar visite voor 15:00. De dag teams in de verzorgingstehuizen zijn beter bemand dan de avonddiensten en dus is er meer mogelijkheid om adviezen uit te werken en de familie te bellen. Bovendien kan de apotheek nog medicatie bezorgen en wordt voorkomen dat een verzorgende naar de spoedzorgapotheek moet. Een noodvoorraad kan uitkomst bieden bij visites in de ANW tijd, echter dan zijn er duidelijke afspraken over beheer en controle van de voorraad nodig. Het heeft sterk de voorkeur om alleen medicatie op naam te verstrekken dus plan de visite op tijd.
- Zorg dat er ook afspraken zijn met de huisartsendienstenstructuur. Je kunt immers alleen de zorg voor de patiënten doen in een (kleinschalige) woonvorm als de 24-uurszorg goed geregeld is.
- Harmoniseer protocollen: het is verwarrend voor de verzorging als bewoners met dezelfde ziekte andere adviezen krijgen. Denk bijvoorbeeld aan schema’s voor patiënten met diabetes mellitus die onder verschillende huisartsen, internisten, specialisten ouderengeneeskunde vallen. Dit is iets voor regionaal overleg.
- Schakel een specialist ouderengeneeskunde in: elke ZZP bevat 7 minuten behandelingstijd per week voor een specialist ouderengeneeskunde of psycholoog.
- Maak een taakverdeling bij samenwerking tussen huisarts en specialist ouderengeneeskunde: wie doet spoedgevallen, wie doet wat bij medicatiereview? Is het een consult of een medebehandeling? Begeleidt de specialist ouderengeneeskunde het team?
- Probleemgedrag van bewoners vergt analyse (zie ook de richtlijn Probleemgedrag van Verenso).Schakel hiervoor iemand in van buiten af die met het team meedenkt: psycholoog, orthopedagoog, ergotherapeut, geriatrisch verpleegkundige of specialist ouderengeneeskunde en ga methodisch te werk.
- Als dingen niet lopen in de teams: stuur aan op intervisie van psycholoog, orthopedagoog, geriatrie verpleegkundige of specialist ouderengeneeskunde. Het gaat niet alleen om het gedrag van de verzorgenden naar de bewoners toe, maar ook om de impact die het omgaan met problematische bewoners op hen heeft. Teams die zelfsturende teams worden, hebben het vaak moeilijk en gaan van persoonsgericht naar meer taakgericht werken. Dit kan de zorg voor de bewoners ernstig benadelen.
- Als er problemen ontstaan door een structurele tekortkoming van de zorg en de patiënt is de dupe, vul eenMelding incidenten en calamiteiten (MIC) melding in. Als de verzorgende de dupe is: vul een Melding incidenten medewerker (MIM) melding in. Deze meldingen worden geanalyseerd, waardoor herhaling voorkomen kan worden.
- Netwerk met de directeur/manager: en geef hem/haar enthousiast en ongevraagd advies. Wees laagdrempelig benaderbaar.
- Overweegeen melding naar inspectie bij risicovolle situaties, die niet structureel worden opgelost.
Extra tips voor kleinschalige woonvormen:
- Bespreek de noodzaak van het uitvoeren van de algemene tips: 1 -14.
- Schakel direct bij het opstarten van de woonvorm een specialist ouderengeneeskunde in.
- Ga om tafel en maak duidelijke afspraken met de teams en de familie in de kleinschalige woonvormen.
- Denk mee in kleinschalige woonvormen. Gemeenschappelijke zorgverlening geeft een betere kwaliteit van zorg. Ga voor een wij gevoel.
- Behoed de kleinschalige woonvorm voor het aannemen van te gecompliceerde patiënten (zoals ZZP 7). Bij veel huisartsen is het gebruikelijk dat nieuwe patiënten voor een kennismakingsgesprek komen. Een kennismakingsgesprek voordat iemand komt wonen, kan inzicht geven in de problemen in de thuissituatie en bij twijfels kan aan de specialist ouderengeneeskunde gevraagd worden om een geriatrisch assessment te doen.
- Wees je bewust van financiële belangen: woon/huur constructies en inkoop van zorg, PGB regelingen. Vraag van te voren hoe het financieel geregeld is. Wordt gebruik gemaakt van PGB of Zorg in Natura (ZIN)? Ieder voorziening kan PGB zorg inkopen, terwijl je voor ZIN aan allerlei eisen van het ministerie en zorgkantoor moet voldoen. Beide vormen vallen wel onder IGJ (Inspectie gezondheidszorg en Jeugd).
- De leidraad: Medische zorg voor ouderen in (kleinschalige) woonzorginstellingen , uitgegeven door LHV op 13 november 2018 geeft duidelijke kaders aan.
- Verenso heeft een handreiking ontwikkeld voor de specialist ouderengeneeskunde die zorg leveren in kleinschalige woonvormen. De specialist ouderengeneeskunde heeft wellicht nog tips voor de huisarts.
- Communiceer bij voorkeur elektronisch met elkaar. Mogelijk dat de patiënt en familie, de apotheek mee kunnen lezen in een gezamenlijk dossier. Maak wel goede afspraken omtrent spoedeisende hulpvragen, die horen uiteraard telefonisch en niet elektronisch gemeld te worden.
Janita Minderhoud, specialist ouderengeneeskunde en huisarts te Drenthe
Namens het Laego bestuur